John Kersten

Beeldende Kunst

abstract expessionisme portret Rothko

Schilder van de transcendentie.

Binnen de filosofie is de kern van (de leer van) het ‘verhevene’ ( te noemen Immanuel Kant’s: ‘Opmerkingen over het gevoel van het schone en het verhevene’, 1763) wel het besef dat wat ons aantrekt zich niet beperkt tot de begrensde vorm, maar dat het vormloze, het immense of oneindige en het grandioze (natuur, godsbesef, kunst) net zo belangrijk zijn voor de beleving, zonder dat het écht begrepen kan worden.

Enerzijds is het te zien als een ervaring van tekort door het voelen van fysieke onmacht en gevoel van verlorenheid. Maar het is niet louter negatief, want het zet anderzijds ook aan tot reflectie over de eigen plaats in het geheel. En mogelijk tot moreel besef en de wil te ontsnappen aan de machinerie van het bestaan. Dat subjectieve spanningsveld tussen onlust en lust ligt zo aan de basis van transcendentie.

De indruk die onbevattelijkheid maakt leidt na de Tweede Wereldoorlog tot kunst dat een innerlijke energie lijkt te hebben. Kunst dat zich verzet tegen objectivering, dat zich eigenlijk niet laat bekijken of bestuderen. Kunst dat moet worden ondergaan. Kunst dat niet een gebeurtenis laat zien, maar zélf die gebeurtenis is. “Het sublieme is nu” zei Barnett Newman, het ’verhevene’ voltrekt zich nú, ín het kunstwerk.

Dat sublieme is wat ook Mark Rothko (eigenlijk Markus Rothkowitz) bewust probeerde weer te geven. In 1949 schilderde hij zijn eerste zwevende kleurvlak en zou dat blijven doen tot zijn zelfverkozen dood in 1970. Hij kende Newman en net als deze wordt Rothko gerekend tot het abstract expressionisme (meer nauwkeurig ‘colourfield painting’): zuiver abstract werk met een sterke focus op kleur. (Kunst en metafysica 2)

Rothko refereert nadrukkelijk aan het ‘verhevene’: “Het schilderij moet voor hem (de maker), evenals voor ieder ander (…), een openbaring zijn, een onverwachte ontknoping zonder precedent (…)”. En (samen met Adolph Gottlieb) schreef hij: ‘We kiezen voor de eenvoudige uitdrukking van de complexe gedachte. (…) We zijn voor vlakke vormen omdat deze illusies vernietigen en de waarheid openbaren.’

Het ondergaan van deze schilderijen, die bekend staan als ‘sectionals’, roept een meditatieve stemming bij de ontvankelijke beschouwer op. Je transcendeert (overstijgt) je dagelijkse beslommeringen en komt zo dichter bij wat lijkt het ‘ware’ te zijn. Veel mensen voelen iets dat ‘groter is dan zijzelf’, wat kan leiden tot diepe emoties, zelfs tot religieuze ervaringen. Rothko: “Net als ik toen ik het schilderde”. (‘… er was licht’)

Zo overtuigd als Rothko was van zijn werk (dat hijzelf “filosoferen met beeldende middelen” noemde en daarmee eigenlijk een intellectuele exercitie was), zo wankel stond hij in het leven. Hij was alcoholist en een verongelijkt man die zich, zelfs eenmaal beroemd, vaak afgewezen en tegengewerkt voelde. En als bij veel kunstenaars was het einde altijd dichtbij: “Alle kunst houdt zich bezig met het wenken van de dood”.

Het latere werk werd steeds ingetogener, maar ook meer donker en somber. In de jaren zestig hadden de meeste schilderijen een duistere kleursamenstelling van zwart, grijs en bruintinten. Rothko raakte, niet bepaald voor de eerste keer, in een depressie en hij was in slechte fysieke gezondheid. Een overdosis antidepressiva en het doorsnijden van zijn polsen bracht het einde op 66-jarige leeftijd.

Op de foto’s zijn twee werken te zien: een vroeg (helder) en een laat werk (donker) van zijn ‘sectionals’. Verder de kunstenaar zelf in 1954 en een publiciteitsfoto van de expositie in het Gemeentemuseum Den Haag (2014-15).

Augustus 2016.