‘…er was licht.’
Met het toenemen van de jaren maak ik vaker tekeningen en die kosten veel tijd: drie weken is geen uitzondering… Daar komt bij dat er regelmatig meer dan één versie nodig is. Momenteel ben ik al maanden, weliswaar niet constant, bezig met iets dat waarschijnlijk ‘…er was licht.’ gaat heten. Dat komt uit ‘Genesis’, het eerste deel van het Oude Testament, waar ik soms aan refereer. “God zei: ‘Er moet licht komen’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis: het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht.” (Galerij)
In navolging van Plato denk ik bij dat ‘licht’ niet allereerst aan wat ik zie, maar aan de onzichtbare en onveranderlijke oorsprong daarvan. Het neoplatonisme was overheersend in de vroege middeleeuwen. (Later raakte men onder invloed van Aristoteles meer geïnteresseerd in de dingen zelf.) “Alles wat licht genoemd kan worden, maar stoffelijk is (…) is beeld van het geestelijke licht, van het ware licht zelf” (Johannes Scotus). Dat ‘ware’, bij Plato nog een alles omvattende entiteit (‘anima mundi’/ wereldziel), was voor de middeleeuwer natuurlijk God. (De Griekse filosoof Plato)
Die verbeelding van het licht speelt al in de late oudheid een rol, wat bijvoorbeeld te zien is in de vele vensters van de Basiliek van Constantijn (Trier, omstreeks 310 na Christus) en in de met wit marmer en mozaïeken beklede wanden van de Hagia Sophia (Constantinopel, omstreeks 535). Heldere tinten, goud en edelstenen werden in gebouwen en kunstwerken het meest gebruikt. De nu kleurloos houten middeleeuwse beelden waren ooit polychroom en verguld. In sommige gebieden blijft goud als symbool van het ‘ware’ tot in de renaissance een belangrijke rol spelen.
“God zag dat het licht goed was…” Het stoffelijke werd hiërarchisch gewaardeerd naar de mate dat het licht bevatte. En jezelf openstellen voor de helderheid in mensen en dingen betekende dichterbij de goddelijke oorzaak hiervan te komen. Bij de bouw van de vroeg-gotische kathedraal Saint Denis schrijft de abt Suger: “(…) straalt het kerkgebouw, helder gemaakt door het middelste gedeelte. Want wat op heldere wijze met de heldere gedeelten wordt verbonden is helder, en helder is het edele bouwwerk, dat vervuld wordt met het nieuwe licht (…).”
Voor de moderne mens is direct de keerzijde zichtbaar: een aardse realisatie van het hemels verblijf heeft een zeer materialistische kant. Tegen deze ‘afgoderij’ en bijkomende hebzucht was wel altijd verzet. Tijdens de vroege middeleeuwen waren dat bijvoorbeeld de iconoclasten in de Byzantijnse beeldenstrijd. Ik herinner me ook een latere prent, waarop Christus, eenvoudig gekleed en met doornenkroon op een simpele ezel, is afgebeeld naast de paus, in een kostbare mantel en met driekroon op een eveneens kostbaar bekleed wit paard: ‘de heer en zijn knecht’.
Vanaf het eind van de middeleeuwen werd het licht op een nieuwe realistische manier verbeeld, aanvankelijk zonder de geestelijke betekenis te verliezen. Deze verborgen symboliek maakte uiteindelijk plaats voor puur naturalisme. Met het ontstaan van nieuwe publieksgroepen werd het scala aan onderwerpen en (in een latere periode) stijlen groter. De geometrische abstractie, waarvan Kazimir Malevitsj de eerste exponent is, verbeeldt dan in haar uiterste consequentie weer niets, behalve een ‘zuivere ervaring’. En is daarmee in essentie terug bij de filosofie van Plato.
De afbeelding toont de vensters van de kooromgang in Saint Denis, uit de tweede bouwfase onder Suger (vanaf 1137). De abt zelf schreef dat er geen vastomlijnd plan was: het ene bouwkundige project vloeide voort uit het vorige.
April 2020.