John Kersten

Beeldende Kunst

Zonnestraal architectuur Duiker nieuwe bouwen

Sanatorium ‘Zonnestraal’.

In het Loosdrechtse Bos bij Hilversum is een pareltje van het ‘nieuwe bouwen’ te vinden: sanatorium ‘Zonnestraal’ van (in de eerste plaats) architect Jan Duiker. Met de ‘Van Nelle-fabriek’ in Rotterdam van Leendert van der Vlugt is dit wel het meest bekende functionalistische ontwerp in Nederland, zelfs internationaal. De beroemde Finse architect Alvar Aalto bijvoorbeeld werd er door beïnvloed bij de (vrijwel gelijktijdige) bouw van diens sanatorium in Paimio.

Het ‘nieuwe bouwen’, ‘nieuwe zakelijkheid’ en ‘functionalisme’ zijn termen die door elkaar gebruikt worden en ongeveer hetzelfde aanduiden. Het gaat hier niet om bouwkúnst, maar om bouwkúnde, een proces waarin het ‘artistieke’ en het ‘esthetische’ in principe geen rol spelen. Nederland kende indertijd met ‘De 8’ (waaronder Duiker, Amsterdam) en ‘Opbouw’ (Rotterdam) twee architectenverenigingen van het ‘nieuwe bouwen’. (Bauhaus en het ‘nieuwe bouwen’)

Bij Duiker was er echter wel degelijk sprake van een esthetische keuze. Hij zag dat natuurverschijnselen zich zo eenvoudig mogelijk openbaren, wat de architect omschreef als “de kosmische wet der economie”. Door de samenleving net zo te construeren zou er uiteindelijk “vergeestelijking” ontstaan. Het streven van Duiker naar een immateriële architectuur leidde tot open constructies van staal, beton en glas, met minimaal materiaalgebruik en veel wit.

Een gebouw functioneel te laten zijn kan ook bouwen voor relatief korte duur betekenen, zeker voor een samenleving in ontwikkeling. Voor het gebouwencomplex ‘Arbeids- en Nazorgkolonie Zonnestraal’ werd uitgegaan van een doelmatige levensduur van zo’n dertig tot vijftig jaar. Dit kwam door het vertrouwen dat een dergelijk kuuroord niet lang nodig zou zijn, omdat er wel nieuwe geneeswijzen voor tuberculose zouden worden ontdekt.

Het ‘witte schip op de heide’, een arrangement van een hoofdgebouw met twee paviljoens, vier werkplaatsen en een dienstbodenhuis, werd tussen 1927 en 1931 gebouwd. Op dat moment was tuberculose niet te behandelen en sanatoria boden niet meer dan rust en kuren met veel buitenlucht. Door in een latere periode het kunnen bestrijden van de ziekte met penicilline veranderde geleidelijk de functie en werd het sanatorium een algemeen ziekenhuis.

Dat vereiste veel aanpassingen en het primaire ontwerp, “approximated the outline of a butterfly” (Martin Filler), raakte verder uit zicht. In 1993 kwam het gebouwencomplex leeg te staan en werd niet langer onderhouden. Roestvorming, betonrot en vandalisme bespoedigden het verval. Dat het voormalige sanatorium vaak in de publiciteit kwam (afwisselend over de bestemming, de renovatie of toch sloop) droeg zeker bij tot de huidige bekendheid ervan.

De bewuste tijdelijkheid van Duiker’s ontwerp veroorzaakte ook problemen bij de slepende restauratie voor herbestemming vanaf 2001 (naar eerdere plannen). Een prachtig herstel in de originele staat volgens sommigen, waar voor anderen het woord replica toepasselijker is. De uiteindelijke oplevering was in 2015 met het zo goed mogelijk benaderen van de “oorspronkelijke landschappelijke compositie” (Peter de Ruyter, ontwerper ruimtelijk plan).

Daarmee is niet gezegd dat het werkelijk authentiek is. Om alles te bekostigen zijn er commerciële keuzes gemaakt en Hilversum kende zoveel aangroei dat het sanatorium tegen de dorpsgrens ligt. Een van de paviljoens heeft nog geen herbestemming en bouwhekken daarachter illustreren dat de renovatie wel nooit zal eindigen. Net als een tekst achter de ramen verduidelijkt dat dit leegstaande gebouw ook nu met vernielzucht te maken heeft.

Sanatorium ‘Zonnestraal’ kreeg ruim twintig jaar geleden de status van Rijksmonument en is daarnaast voorgedragen voor de voorlopige lijst van de Werelderfgoedlijst (Unesco). Een definitieve voordracht zal er niet voor 2020 zijn. Op de foto onder de dramatische situatie bij aanvang van de restauratie, boven het hoofdgebouw nu. Overigens is het dienstbodenhuis  (‘de koepel’) al in 1995 opgeknapt door studenten van de Technische Universiteit Delft.

Augustus 2018.