John Kersten

Beeldende Kunst

Minimal art Judd Lewitt Morris Flavin

De essentie: ‘minimal art’ (2).

In het eerste deel over ‘minimal art’ valt al te lezen dat het geen door kunstenaars georganiseerde beweging is. Sol LeWitt indertijd hierover: “Er is de laatste tijd veel geschreven over ‘minimal art’, maar ik heb niemand kunnen ontdekken die toegeeft dat hij dit soort dingen maakt. (…) Daaruit maak ik op dat het hier om een soort geheimtaal gaat die kunstcritici gebruiken (…).” En als je er over nadenkt kan ‘minimal’ (een term uit een essay over moderne kunst van Richard Wollheim ) negatief overkomen: is het resultaat miniem of is het minder succesvol?

Over het algemeen trouwens zijn stromingen achteraf, en meestal door critici, geconstrueerde schema’s om de vele kunstzinnige uitingen te kunnen omvatten. ‘Minimal art’, fundamentele schilderkunst, ‘hard-edge’, ‘op-art’, ‘post-painterly abstraction’, conceptuele kunst, om maar wat te noemen, zijn verwant én overlappend, zodat veel kunstenaars onder meerdere termen te ‘googelen’ zijn. Ook zijzelf rekenen zich vaak tot diverse richtingen (áls ze dat al doen), zowel op een willekeurig moment in, als gedurende hun persoonlijke ontwikkeling door, de tijd.

‘Minimal art’ kan een omstreden term zijn, er is wel een gemeenschappelijk doel door reductie en herhaling tot de essentie te komen en door het idee als kunstwerk te zien (of als basis daarvoor, met de mogelijkheid het door een ander te laten maken). “Het idee zelf, ook als het niet uitgevoerd wordt, is evengoed een kunstwerk als elk voltooid werk”, zei LeWitt. Maar hij zag zichzelf allereerst als conceptueel kunstenaar. Carl Andre bijvoorbeeld was het daar niet mee eens: “Kunst moet de een of andere materiële vorm hebben. Ideeën zijn geen kunst.”

De criticus Michael Fried bekritiseerde vooral de driedimensionale werken van ‘minimal art’ (dat hij ‘literalist art’ noemde), omdat deze het verschil tussen kunst en niet-kunst zouden ondermijnen. In zijn essay ‘Art and Objecthood’ (1967) over het werk van Morris en Judd stelde hij dat deze kunstenaars de definities ‘object’ (het samenvoegen van objecten levert alleen een groter object op: ‘presence’) en ‘kunst’ (de delen van een kunstwerk zijn autonome entiteiten: ‘presentness’) met elkaar verwarden. Fried zag hen meer als ideologen dan als kunstenaars.

Wat herkenbaar is krijgt gemakkelijker waardering en dat maakt de traditionele kunst toegankelijker. Veel mensen denken ook dat er een bepaalde kennis nodig is om met name de abstracte(re) moderne kunst te begrijpen. Sommige objecten, zoals die van ‘minimal art’ vaak, lijken bovendien géén artistieke kwaliteiten te vergen. Wat is dan het verschil met gewone gebruiksvoorwerpen? Clement Greenberg, een andere invloedrijke criticus, stelde dat er “nauwelijks esthetische verrassingen zijn in ‘minimal art’. (…), ideeën alleen kunnen dat niet tot stand brengen”.

Of de presentatie van een alledaags object (een ‘readymade’) kunst kan zijn wordt vaker ter sprake gebracht. Al in 1917 had Marcel Duchamp een urinoir ingezonden voor een expositie: het werd geweigerd. Velen vinden dat kunst een vorm van expressie moet zijn, door de kunstenaar zélf gemaakt. Zelfs bij ‘Primary Structures’ werd dat een twistpunt toen Mark di Suvero stelde dat Donald Judd geen kunstenaar was omdat deze het werk niet zelf maakte. Diens reactie: “Ik zie niet in waarom de ene techniek belangrijkere kunst oplevert dan een andere.”

De minimalisten wilden de kunst demystificeren en zo het fundamentele tonen: het medium en de materialen an sich. Maar door reductie en herhaling heeft ‘minimal art’ een wat ascetisch karakter en dat kan er voor zorgen dat er toch een metafysische ervaring is. Daar blijkt opnieuw dat het niet werkelijk een stroming is. Morris bijvoorbeeld: “Een eenvoudige vorm staat niet per se voor een eenvoudige beleving ervan”, terwijl Andre zegt: “(…) omdat het (werk) geen transcendente vorm, geen spirituele of intellectuele kwaliteiten bezit”. (Kunst en metafysica 1)

Op de foto’s, met de klok mee, ruimtelijk werk van Donald Judd, Sol LeWitt, Robert Morris en Dan Flavin. Al dit werk is ontstaan in de jaren zestig en zeventig. (Van de vijfde centrale figuur, Carl Andre, is een object te zien bij het voorgaande deel over ‘minimal art’.)

December 2016.